florishager.reismee.nl

21 februari - 5 maart

Ik zit inmiddels in het vliegtuig op weg naar huis. Totaal gebroken maar voldaan. De vlucht duurt zo’n twaalf uur, meer dan genoeg tijd dus om mijn blog af te ronden. Ook de afgelopen twee weken heb ik weer bizar veel gezien en gedaan. Het makkelijkste is om verder te gaan waar ik was gebleven, dus dat doe ik dan maar.

Koh Phi Phi

Mijn eerste ochtend op Phi Phi Island breng ik slapend door. Pas in het begin van de middag word ik wakker, met een lichte kater. Maar deze is al snel verdwenen als ik mijn hoofd van mijn kussen til en naar buiten kijk: wat een superuitzicht op de baai van Loh Dalum. Ik geniet van mijn brunch (uiteraard inclusief verse jus) aan het zwembad en rust uit op het strand pal voor het hostel. ’S middags besluit ik het eiland te gaan verkennen. Niet met een scooter of tuk-tuk, maar te voet. Heerlijk. Ik loop richting het zuiden over een junglepaadje en de rotsen langs het water. Op mijn slippers, waardoor ik een aantal keer op een haar na uitglijd. Gelukkig gaat het goed en bereik ik heelhuids een aantal verborgen strandjes. Ik vind zelfs een verlaten hut met hangmat waar ik kan bijkomen van mijn tocht. Het uitzicht is prachtig en het water glashelder. Mijn eigenlijke eindbestemming is Long Beach in het zuiden, maat in plaats daarvan neem ik een afslag naar links. Plotseling ben ik op weg naar Phi Phi viewpoint. Bezoekers die de dezelfde weg de andere kant op bewandelen zeggen dat het een half uurtje lopen is naar de top. Dat moet te doen zijn. En dat klopt: de weg omhoog is steil en warm, maar zonder al te veel moeite bereik ik vlak voor zonsondergang het ‘point de vue-tje’. Hier maak ik foto’s van het mooie uitzicht en eet ik de bekende Thaise garnalensoep Tom Yam Khung. Later die avond spreek ik af met Rocco: we boeken een trip naar de beroemde Maya Bay voor de volgende ochtend. Maar dat weerhoudt ons er niet van om ook vanavond weer op stap te gaan.

Dat was niet zo’n slim plan, want de volgende ochtend staat ons om 6.30 uur een boottrip te wachten. We gaan naar het eiland waar de film The Beach is opgenomen. De slogan van de trip is ‘Avoid the crowds’; helemáál leeg is het strand zo ’s ochtends vroeg niet, maar we ontlopen inderdaad de mensenmassa die later op de ochtend zal arriveren. Met wallen onder mijn ogen poseer ik als Leanardo Dicaprio met Maya Bay en de opkomende zon op de achtergrond. Een leuk plaatje, al zeg ik het zelf. Rocco en ik verkennen het met regenwoud begroeide eilandje en vallen daarna in slaap op het strand. Eenmaal terug op de boot vertrekken we naar een nieuwe baai om te gaan snorkelen. Ik ga tevergeefs op zoek naar zeeschildpadden. Gelukkig zie ik wel veel andere mooie dingen onder water. We varen nog langs wat andere baaitjes en gaan dan aan land op Monkey Beach, waar ik veel oude bekenden tegenkom. Dit keer krabben ze me gelukkig niet.

Op de weg terug naar de haven raak ik aan de praat met Jorge, een sympathieke Argentijn. We lunchen samen bij het zwembad van het hostel en praten over van alles en nog wat. Hij raadt me de Spaanse taalschool aan in zijn geboortestad Còrdoba. Als ik ooit in Zuid-Amerika ben dan ben ik welkom bij hem thuis, aldus Jorge. Wie weet komt het nog van pas. Na de lunch geniet ik nog even van het strand voordat ik met Rocco vertrek naar mijn volgende bestemming: de kustprovincie Krabi.

Krabi

De eerste indruk van Krabi is op z’n zachtst gezegd vreemd: een gebied met bizar gevormde bergen, toeristische badplaatsen maar ook armoedige dorpjes. Rocco en ik verblijven in Ao Nang. Deze badplaats is niet bepaald idyllisch te noemen: een boulevard volgebouwd met restaurants, hotels en winkels. Het strand is ook niet je van het. Ik ben nogal moe, dus de eerste avond in Krabi doe ik rustig aan. De volgende dag sluit de Italiaan Simone (die ik al eerder heb ontmoet in Phuket) zich bij ons aan. We gaan naar de Tiger Temple iets ten noorden van Krabi Town. Hier beklimmen we de ruim 1200 treden hoge trap naar de tempel, waar ik drijfnat van het zweet aan kom. Het uitzicht is er prachtig: de hele baai van Phang Nga is zichtbaar, van Krabi Town tot Phi Phi en van Koh Lanta tot de grillige bergen van Kao Sok in het noordwesten. Op de weg terug naar beneden komen we weer wilde apen tegen. Ze drinken weggegooide bekers Starbucks koffie en flesjes zonnebrand. Triest om te zien.

Diezelfde middag geniet ik met mijn Italiaanse vrienden van een welverdiende lunch: Nieuw-Zeelandse mosselen. Met een volle maag zetten we ons drukke programma voort, op weg naar Railay Beach, misschien wel het bekendste strand van Krabi. Met een longtail boat is het maar een minuut of tien. Het boottochtje is prachtig, net als Railay Beach zelf: een met palmomen bezaaide baai omringd door tientallen meters hoge rotsen die eindigen in zee. Een eindje verderop ligt nog een strand, Phra Nang, waar we net op tijd aan komen om de zon achter de kolossale rotsen te zien verdwijnen. Ik heb al veel superlatieven gebruikt maar ook deze plek is weer adembenemend.

Mijn drukke programma houdt niet zo maar op: ’s avonds heb ik met mijn Franse vriend Antoine – die ik meer dan een week geleden voor het laatst heb gezien – afgesproken in Krabi Town. We eten heerlijke verse vis op de avondmarkt, spelen pool en drinken bier in een lokale bar. Zeer geslaagde avond, die niet al te laat eindigt omdat ik besluit de volgende morgen naar Koh Tao te gaan. Dit eiland ligt aan de oostkant van het vasteland. Per bus reis ik naar de kustplaats Surat Thani. Hier breng ik een paar uur door al wachtende op de boot die me naar Koh Tao zal vervoeren. In Surat Thani – waar in tegenstelling tot veel andere plaatsen in het zuiden bijna geen Engelse teksten te lezen zijn op de gebouwen – bezoek ik een lokale markt. Ook kijk ik toe hoe een groep oude Thaise mannen een Thai bokswedstrijd volgt via een middeleeuws tv-scherm op straat. ’S Avonds op de armoedige nachtboot naar Koh Tao ontmoet ik twee Franse jongens. We drinken een biertje en maken ons klaar voor de horrornacht die ons te wachten staat: slapen op een minuscuul matje midden tussen tientallen luidruchtige Aziaten. Het is een hele belevenis. Ik voel me bijna een Afrikaan op zoek naar werk in Europa. De boot gaat urenlang alle kanten op, maar ik slaap eigenlijk best goed. Rond 5 uur ’s ochtends arriveer ik op het bekende duikerseiland Koh Tao.

Koh Tao

Het eerste wat ik doe na aankomst in het boeken van een hostel. Daarna neem ik een ochtendduik in de kraakheldere zee en eet ik mijn ontbijt op een leeg strand, waar een paar maanden terug nog een backpacker dood (oorzaak onbekend) werd aangetroffen. Heftig. Ik ben van plan vandaag een tour te maken op een mountainbike en op één dag zo veel mogelijk te zien van het eiland. Ik blijf hier namelijk maar een nacht, mede omdat ik niet mag duiken vanwege mijn oren. De receptiemedewerkster van het hostel is zo vriendelijk me de mooiste plekjes aan te wijzen om te verkennen per fiets. Ik volg haar advies op en ga op pad. Na vijf minuten begint het ineens keihard te regenen en ik moet ik schuilen. Heb ik weer… gelukkig is het snel droog en kan ik mijn weg vervolgen. Via een nogal hobbelige en af en toe steile weg beland ik in het zuiden van het eiland. Uitgeput en klatsnat strijk ik neer onder een palmboom, nadat ik een half uur nodig heb gehad om uit te vogelen hoe het slot werkt. Ik vraag mezelf af waarom ik in godsnaam een mountainbike heb gehuurd en geen scooter. Maar ja, ik heb veel verhalen gehoord over scooterongelukken in Thailand, dus een mountainbike is toch de meest verstandige optie. Ik vervolg mijn tocht langs meerdere uiterst tropische strandjes (met de karakteristieke ronde rotsen) om uiteindelijk uit bij het John Suwan Viewpoint. Hier ontmoet ik een Nederlands stel en maak ik een praatje. Mijn tocht gaat verder richting het oosten, waar ik een aantal pittige ‘colletjes’ tegenkom. Het eindpunt van mijn rit is ieder geval de moeite waard: een luxe resort aan het heerlijke strand van Shark Bay. Het lijkt alsof ik hier de eerste en ook meteen de laatste backbacker ben die hier is geweest. Maar dat kan mij nu even niks schelen. Ik maak gebruik van de stortdouche van het resort en bestel een voor Thaise begrippen peperdure maaltijd. Nu ben ik weer helemaal klaar voor de terugweg, die desalniettemin tegenvalt. En ik verlies onderweg mijn helm… de boete is gelukkig maar een paar euro.

Ik sluit mijn verblijf op Koh Tao af met een avondje met de twee Fransen die ik eerder op de nachtboot leerde kennen. We kijken naar vuurshows op het strand en blijven hangen bij een van de bars. In de menigte zie ik een licht getinte jongen lopen met een Feyenoordshirt. Met hem deel ik het verdriet van de nederlaag tegen PSV eerder die avond. Om onszelf te troosten gaan we naar een nachtclub in de jungle.

Koh Samui

Het was de bedoeling dat ik de volgende ochtend om 7 uur een boottocht zou maken naar het nabijgelegen eilandje Nangyuan, om vervolgens om 9.30 uur te veerboot te nemen naar Koh Samui. Het loopt ietsje anders: ik verslaap me en moet me zelfs haasten om de ferry te halen. Gelukkig ben ik op tijd en arriveer ik volgens schema op Koh Samui. Hier heb ik afgesproken met Anna (ook van het vrijwilligerswerk in Singburi), Antoine en Lianne. We verblijven in een mooi strandhotel in het zuiden van het eiland, bij Lamai Beach. We spelen als kleine kinderen in de hoge golven en gaan later op de dag naar een waterval in de buurt, midden in het oerwoud. Hier blijven we tot het donker wordt. We hebben honger als een paard en bestellen dus maar liefst drie gerechten per persoon bij het eerste restaurant dat we tegenkomen. Het eten is er uitzonderlijk lekker.

Dag twee op Koh Samui staat in het teken van snorkelen: per speed boat gaan we naar Ang Thong National Park, op een uur varen van Koh Samui. De eilandengroep staat bekend om zijn heldere water. Ondanks de hoge golven zien we waarom: de onderwaterwereld is zelfs vanaf de boot al makkelijk te zien. Naast het snorkelen is er tijd voor het beklimmen van een trap die leidt naar een prachtig uitkijkpunt met zicht op de eilandengroep en een stuwmeer. Ook varen we in een kajak en rusten we uit op een verlaten strandje. Ook de boottrip zelf is de moeite waard: door de hoge golven deinzen we op en neer en worden we kletsnat. Onderweg kletsen we met een gezellige groep Amerikaanse ouderen. Eenmaal terug op Koh Samui dineren we op Bophut Beach, waar eetkraampjes op het strand staan. Eindelijk heb ik mijn gamba’s. We chillen een paar uur bij een lounge bar op het strand en keren vervolgens huiswaarts.

Koh Phangan

Ook nu is het drukke programma nog niet voorbij: de volgende dag hangen we de ultieme toerist uit in Koh Samui Aquarium & Zoo. Hier kijken we onder meer naar exotische vissen, voeren we apen en bezoeken we een vogel- en tijgershow. Niet erg diervriendelijk, wel vermakelijk. Later op de dag nemen we de ferry naar wéér een nieuw eiland, dit keer Koh Phangan. Hier hebben we een bungalow geboekt aan een afgelegen strand in het noorden. Het is al donker dus we zijn eigenlijk al te laat. Gelukkig maakt de kapitein van de longtail boat een uitzondering voor ons en vervoert hij ons tegen een kleine meerprijs naar Bottle Beach. Dit strand is een waar paradijs: lichtblauwe zee, beboste heuvels, palmbossen… alle ingrediënten zijn aanwezig. Het enige smetje is mijn klunzige val in het water met backpack en al nadat ik de boot uit stap. Mijn telefoon is nat maar wonder boven wonder doet hij het nog.

De volgende dag besteden we met eten, drinken, chillen aan het strand en snorkelen. Wat wil je nog meer? Helaas hebben we maar één nachtje geboekt in de bungalow. We zijn immers arme backpackers. Later op de middag reizen we dus naar een nieuw hostel, gelegen in het zuiden en vlakbij het strand waar op vrijdag de beruchte Full Moon Party zal plaatsvinden. Hier sluit nog een aantal oude bekenden zich aan bij de groep. ’S Avonds proberen we eerst het ietwat (relatief tegenvallende) strand uit. Daarna gaan we naar een bar met zwembad een eindje verderop. Het duurt niet lang voordat we met onze kleren in het zwembad springen en zo onze eigen poolparty creëren. Het is niet verbazingwekkend dat de dag erna niet de meest actieve is: uitslapen, ontbijten en op het strand liggen. De Full Moon Party is vanavond al, dus kopen we nog snel passende kleding en wat verf; body paint is een onmisbaar onderdeel van het feest. Langzaam maar zeker druppelen nieuwe mensen (vooral veel Amerikanen en Canadezen) binnen die zich aansluiten bij onze groep. Met z’n allen vertrekken we vanuit ons hostel met een truck richting Haad Rin beach. Van de rest van de avond weet ik niet zo veel meer… het absolute hoogtepunt van mijn reis was het in ieder geval niet.

De zaterdag na het feest is mijn laatste dag aan het strand, dus ik sta vroeg op en geniet in m’n eentje van een van de laatste zonnestralen die ik voorlopig zal zien. Ter afsluiting gaan we ’s avonds naar een sushi-restaurant aan het strand: Antoine, Lisa, Lianne, Spencer (een van de Canadezen), Anna en ik eten zo veel als we kunnen en houden het dan voor gezien. Het is mooi geweest. De volgende ochtend nemen Anna (die nog een week vrijwilligerswerk voor de boeg heeft) en ik de boot en bus naar Surat Thani Airport, waar we op het vliegtuig stappen naar Bangkok. Het allerlaatste uitstapje in een drankje in een sky bar van een chique hotel vlakbij ons hostel. Ik kijk naar de verlichte sky line van de metropool waar ik in korte tijd al vier keer ben geweest en waar ik heel veel en vooral heel mooie herinneringen aan heb.

Afsluiting

Ik ben aan het einde gekomen van mijn blog. Het bijhouden ervan kostte flink wat tijd en moeite, maar het was het meer dan waard. Mijn reis was er een om nooit te vergeten. Geen enkele andere reis die ik ooit zal maken, kan mijn afgelopen twee maanden overtreffen. Dat weet ik zeker. Ik heb zó veel (nieuwe) dingen gedaan en gezien, daar kan niks anders tegenop. Daarnaast was de combinatie van georganiseerde trips, vrijwilligerswerk en zelfstandig reizen ideaal: ik heb op deze manier het land op meerdere manieren leren kennen.

Deze blog schrijf ik in eerste instantie voor mezelf, maar ik hoop dat degenen die de moeite hebben genomen om al mijn ellelange verhalen door te spitten er ook van hebben genoten. Ik heb mijn best gedaan een zo goed mogelijk beeld te schetsen van mijn avonturen. Af en toe misschien een tikje te eufoor, maar ja. In mijn belevenis waren de dingen écht zo geweldig en mooi als ik ze omschrijf. Natuurlijk heeft Thailand ook zijn duistere (lees corrupte) kant, zeker als ik mijn ras-Amsterdamse buurman in het vliegtuig op de terugweg - die het land al 25 jaar op rij bezoekt - moet geloven. Wie weet volg ik zijn voorbeeld en schrijf ik over 25 jaar een Thailand-blog met een héél andere toon. ;) Maar vooralsnog houd ik van het land en dat blijft nog wel een tijdje zo.

Dank voor het lezen en wie weet tot mijn volgende reisblog.

PS foto's volgen later of kunnen persoonlijk worden aangevraagd. ;)

13 - 20 februari

De bus wordt langzamerhand mijn vaste stekkie als het gaat om het schrijven van mijn blog: net als mijn vorige verhaal schrijf ik ook dit verslag vanuit een bus. En wat voor één… de stoelen zitten vol gaten en vallen nog net niet uit elkaar. Maar goed, ik betaal dan ook maar 150 baht (omgerekend nog geen 4 euro) voor een ritje van zo’n drie/vier uur – inclusief natte rug. Ik ben op weg van Krabi naar Surat Thani, een zuidelijke kustplaats waar ik de boot zal nemen naar het beroemde duikerseiland Ko Tao. Dit wordt het zevende eiland waar ik voet aan land zal zetten. Dat betekent dus dat ik al zes eilanden (ja, ik ben en blijf een rekenwonder) heb gehad. Maar voordat ik daarover vertel, neem ik de tijd om over mijn bijzondere tijd in Bangkok te schrijven. Want Bangkok, wat ben je mooi en lelijk tegelijkertijd…

Bangkok

Ik ga verder waar mijn vorige verslag eindigde: in de nachtbus vanuit Chiang Mai naar Bangkok. Wat een pokkeneind. De rit duurt meer dan tien uur, waarvan ik alleen de laatste twee benut om te slapen. Bloedchagrijnig komen Antoine en ik aan in de ‘bruisende metropool’. Het enige wat ik op dit moment wil is een douche en een bed. We nemen afscheid van het irritante Colombiaanse koppel dat de gehele rit achter ons zit en niet door heeft dat ik geen behoefte heb aan oeverloos geouwehoer. We gaan op weg naar ons hostel, waar Antoine al eerder is geweest; het hostel heet dan ook ‘Once Again’. Haha. Ze hebben er een heerlijke douche en goed eten. We zijn klaar om Bangkok te verkennen. En dus niet zoals mijn eerdere verblijf in de stad een paar weken terug, toen ik vrijwel alleen het nachtleven heb gezien.

Het hostel heeft een goede locatie vlakbij het oude centrum. We zijn de deur nog niet uit of we worden staande gehouden door een zogenaamd vriendelijke voetganger op straat. Toevallig spreekt hij Engels en toevallig heeft hij een stadsplattegrond in de hand, die we ‘gratis’ mogen hebben. Hij raadt ons een aantal mooie plekken in de stad aan, die het best te bereiken zijn met een tuk-tuk (een soort scooter met aanhangsel waarop je kan zitten, typisch Thais). Exact op hetzelfde moment komt zo’n tuk-tuk aan rijden. De chauffeur biedt ons een stadstour aan en maant ons in te stappen, dus dat doen we maar. Vanwege Chinees Nieuwjaar – dat later deze week plaatsvindt – krijgen toeristen korting op rondritjes met de tuk-tuk. In ruil voor de korting wordt je – tussen de tripjes naar de bekende bezienswaardigheden door - geacht een aantal ‘tailor made’ shops (chique winkels waar ze maatpakken verkopen) te bezoeken. De tuk-tuk chauffeur zet je af bij de winkel, wacht buiten op je en hoopt dat je naar buiten komt met een paar duizend Baht minder in je portemonnee. Hij heeft namelijk een deal met de winkel: in ruil voor de bekostiging van de benzine moet de chauffeur zorgen dat toeristen de pakkenwinkels bezoeken en er aankopen doen. Maar Antoine en ik trappen hier niet in. We bezoeken twee kledingwinkels: bij de eerste wijst een botte medewerker ons binnen een minuut de deur, bij de tweede houden we – om de chauffeur te pleasen - de schijn op dat we geïnteresseerd zijn in een op maat gemaakt pak. We houden het zo’n tien minuten vol. Op een haar na krijgen we ruzie met de medewerker: we willen alleen kijken, niet kopen. Lekker Hollands. En het is natuurlijk achterlijk om een maatpak in je backpack te stoppen. Wat een bizarre manier van shoppen maken we hier mee. Antoine en ik zijn het erover eens dat dit soort louche praktijken in West-Europa niet bestaan. Afin, onze chauffeur is niet blij en niet veel later laat hij ons achter. Maar dat boeit ons niks, want voor een schijntje en binnen een paar uur hebben we zowat het hele oude centrum gezien, waaronder meerdere indrukwekkende tempels zoals de Thepthitaram Worawihan en het ‘Happy Buddha’-standbeeld. De namen van de andere bezienswaardigheden ben ik even kwijt.

Dezelfde dag bezoeken we ook de Golden Mount: een tempel bovenop een heuvel midden in de stad. De tempel zelf stelt niet veel voor, maar het uitzicht is schitterend. Ik maak een paar selfies met de skyline op de achtergrond, eet een ijsje met Antoine en zweet me te pletter tijdens de tocht naar beneden. Het middagprogramma zit erop, maar ’s avonds gaan we weer op pad: dit keer bezoeken we China Town, samen met een lokale gids van het hostel en een hoop andere hostelgasten. Wat een belevenis. De China Town in Bangkok is de grootste ter wereld en al snel wordt duidelijk waarom: het gebied is enorm en het aantal mensen is ontelbaar. De hoofdstraat hangt bomvol met neonlichten en op ieder gebouw is wel een reclamebord te zien van een bekend electronica-, kleding- of cosmetica-merk. Het is net Times Square in New York, maar dan met Chinese karakters. Duizenden Chinezen – en hier en daar een Thai of toerist – krioelen door de straten. Hier zijn marktkraampjes en eettentjes in overvloed aanwezig. Ze verkopen er de lekkerste maar ook de gekste producten, waarvan de glibberige desserts hoog op mijn lijstje van onsmakelijk ogende gerechten staan. We eten die avond bij een tent die een soort tapas-achtige maaltijden serveert. Totáál anders dan de Chinees in Nederland, maar wel erg lekker. Ik probeer tevergeefs uit te leggen dat wij in Nederland foe yong Hai en babi pangang eten. Onzin, de Chinezen hier kennen het niet. Het grootste verschil tussen het eten dat ik hier proef en de Chinees in Nederland is de pittigheid: nog nooit heb ik met zo’n rode kop aan tafel gezeten. Mijn tafelgenoten vragen meerdere keren of het wel goed met me gaat. Gelukkig overleef ik het en kan ik vanavond gewoon op stap.

Met een deel van de groep – die bestaat uit jongeren met allerlei nationaliteiten – vertrekken we die avond naar de beruchte uitgaanswijk Patpong. Met behulp van Google Maps belanden we in een of andere bar. Hier praat ik met de Amerikanen en Canadezen van de groep over internationale politiek en spelen we drankspellen. We vervolgen onze avond in een nachtclub vol dwingende paaldanseressen, die bot vangen bij onze groep maar beet hebben bij de vele oude, blanke, Westerse mannen die er rondlopen. Sneu volk. We sluiten de geslaagde avond af met wat streetfood.

De volgende dag vertek ik met Antoine naar een hotel dat hij voor zichzelf al eerder had geboekt en waar ik voor een zacht prijsje twee nachten kan verblijven. Het hotel ligt midden in het zakencentrum en er is een zwembad. Best gaaf. We brengen de snikhete middag (minimaal 35 graden) door aan het zwembad. Als we zijn afgekoeld vertrekken we richting de Chao Phraya, de rivier die door de stad stroomt en ook wel ‘de koninklijke mijl’ wordt genoemd vanwege de ligging langs het koninklijk paleis. We maken er een boottocht samen met Lianne (Nederlands) en Pascal (Frans) die we eerder tijdens onze reis hebben ontmoet. De vele typisch Thaise ‘longtailboaten’ vol met toeristen varen niet alleen over de grote rivier, maar ook door de smalle, vieze kanalen aan de rand van de stad. Hier zien we – naast de gigantische hagedissen in het water -  het ‘echte’ Bangkok. Boeiend om te zien, vooral vanwege het grote contrast tussen de armoedige, houten huisjes langs de oever en de moderne wolkenkrabbers in het zakendistrict. De stad kent duidelijk twee gezichten. Een beetje zoals Rotterdam, maar dan in het extreme. Eenmaal terug aan land besluiten om de avond door te brengen in – hoe kan het ook anders – Khaosan Road. Wederom een gezellige avond.

Voor nog geen tien euro slaap ik twee nachten in het hotel in het zakendistrict. Antoine is ’s ochtends vroeg vertrokken om tijd door te brengen met zijn Franse scharrel. Prima, want nu heb ik een vrij luxe tweepersoonskamer voor mezelf. Met spotgoedkope roomservice en uitzicht op de skyline. Kan slechter. Ik geniet met volle tuigen van het alleen zijn en pas later op de middag verlaat ik mijn hotel. Ik ga naar Lumphini Park, wat een soort Central Park zou moeten zien. En dat klopt: een prachtig groen park vol eettentjes en vijvers, omgeven door reusachtige gebouwen. Vanuit dit park loop ik richting de rivier, waar ik de veerboot neem richting China Town. Niemand controleert of ik een ticket heb, dus ik reis gratis. Inclusief uitzicht op de stad. In China Town loop ik een route die is uitgestippeld in mijn reisboekje. Deze leidt me door smalle steegjes en langs uitgestorven kraampjes. Het is natuurlijk Chinees oudjaarsdag… had ik kunnen en moeten weten. Desalniettemin is de route de moeite waard en waan ik me voor even in Beijing of Shanghai. Ik kom langs meerdere Chinese tempels en beland uiteindelijk in Little India. Hier verorber ik een nogal hete Indiase maaltijd. Antoine en zijn scharrel sluiten aan en samen met hen ga ik terug naar China Town, waar later op de avond vuurwerk zal worden afgestoken. Maar niet voordat we met een flink aantal mensen – waarvan ik de meeste al eerder tijdens mijn reis heb ontmoet – cocktails drinken in de skybar van het chique maar super-oubollige Grand China Hotel. Het stond als aanrader weergegeven in mijn reisboekje, dat duidelijk niet is bedoeld voor backpackers. Desondanks is het uitzicht op de stad natuurlijk prachtig en hebben we het er erg gezellig. Rond middernacht haasten we ons richting de hoofdstraat van China Town, waar ik mijn oren blootstel aan veel te harde knallen. Het gros van de groep haakt al vrij snel af, maar Arjen (een aardige gast van Terschelling) en ik niet: wij gaan naar een zogeheten pingpong show (geen tafeltennis, zoek zelf maar op wat het wél is). Hier maak ik niet te veel woorden aan vuil. Laat ik het omschrijven als een bijzondere belevenis. Máár: eens en nooit meer.

De overgang van deze show naar een bezoek aan het koninklijk paleis is groot. De 38-jarige Fransman Pascal en ik brengen hier een paar uur door. Ik ben in totaal al een dag of vijf in Bangkok geweest en het kwam er steeds niet van het Grand Palace te bezoeken, tot vandaag. De entree is voor Thaise begrippen prijzig, maar het is het geld waard: de pracht en praal van de Thaise samenleving, die het Boeddhisme en het koninklijk huis moeiteloos combineert, komt hier samen in een gigantisch tempelcomplex. Geen kleur of materiaal is gek genoeg voor dit complex. De beleving wordt enigszins verpest door de hordes Chinezen die je emotieloos voor de voeten lopen, maar ja. De gebouwen worden er niet minder mooi door.

Ook vandaag ben ik weer in China Town te vinden. Dit keer om de parade ter ere van het nieuwe jaar te aanschouwen. Al wachtende op wat komen gaat, raak ik aan de praat met twee jongens, een Duitser en een Fransman die elkaar kennis van een circusopleiding. Weer eens wat anders. Pascal voegt zich later bij ons en met z’n vieren struinen we over de markt op zoek naar eten. En bier, dat we ook vanavond vinden in het Grand China Hotel. Dit keer op het terras beneden. Een aantal mensen van het vrijwilligersproject in Singburi voegt zich bij ons en met z’n allen gaan we alwéér naar Khaosan Road. Dit is misschien wel mijn laatste keer hier, dus ik geniet er extra veel van. Gelukkig staat mijn vlucht naar het zuidelijke eiland Phuket pas gepland voor eind van de middag op de volgende dag. Ik breng 's middags nog een vluchtig bezoek aan de beroemde Chatuchak market, wat niet echt een handig idee is met een backpack op mijn rug en rugzak op mijn buik. Met een tuk-tuk ben ik in sneltreinvaart op het vliegveld, waar ik voor de verandering aan de vroege kant ben. Trots op mezelf…

Phuket

In m’n uppie stap ik op het vliegtuig, uitkijkend naar wat komen gaat. De lucht duurt maar anderhalf uur en binnen no-time zit in de bus naar het surfhostel dat ik heb geboekt (dat het een hostel voor surfers is had ik niet door toen ik het boekte). In de bus maak ik kennis met twee andere reizigers, Holly (Britse) en Rocco (Italiaan). Rocco zit toevallig in hetzelfde hostel en zodoende trekken we de eerste avond met elkaar op. We eten vis op de lokale markt – vis is de specialiteit in het zuiden. We maken het niet laat: de volgende morgen naar Kata Beach, het dichtstbijzijnde strand. Het bezoeken niet waard volgens de reisgidsen. Niets is minder waar: Kata Beach is prachtig. Ik voel me er wel erg wit, vooral omdat ik in het gezelschap ben van twee Italianen (Rocco en Simone) en een Spanjaard (Manuel). Ze zijn wel erg aardig verder. Manuel vertrekt die middag naar Ko Phi Phi, de Italianen en ik genieten van een uitgebreide lunch voordat we de taxi nemen naar Freedom Beach: een ongerept strand dat alleen te bereiken is via een steil jungle-paadje en waar een entreeprijs geldt. Het strand is daardoor relatief rustig. Ik kijk er mijn ogen uit: dit is het soort strand dit je vindt als je bij google afbeeldingen ‘tropical beach’ invult. Vanaf de ruige rotsformaties bekijk ik de zonsondergang en luister ik naar de krekels in het oerwoud achter me.

De nieuwe week begint met een speedboottrip naar Phang Nga national park. Het kost wat, maar dan heb je ook wat. Met een groep die voor de helft bestaat uit Russen – er is zelfs een, aparte Russische tourgids aanwezig - vertrek ik vanuit Phuket naar de vreemd gevormde eilanden in de baai van Phang Nga. Gelukkig zijn er niet alleen Russen: Jim, een typische Amerikaan met een midlife crisis-leeftijd, is al gauw mijn beste vriend op de boot. We gaan samen in een kajak en bewonderen de wonderenwereld van de grotten van Phang Nga. Heel indrukwekkend. Torenhoge kliffen reizen boven het blauwgroene water uit. Aan de onderkant van de kliffen bevinden zich smalle openingen en druipsteengrotten waar we ons met onze kajakken doorheen manoeuvreren. Ik stoot een aantal keer bijna mijn hoofd tegen een stalagmiet (of was het een stalagtiet?). De rotsen zijn begroeid met talloze boom- en plantensoorten. Het is een omgeving die ik nog nooit eerder heb gezien. We vervolgen onze trip langs de eilanden, op weg naar een drijvend Moslimeiland. Raar maar waar. Panyee Island is een soort gigantisch vlot met daarop een dorp. Ze verkopen er allerlei Islamitische artikelen en ook de lunch is anders dan ik tot nu toe heb gehad, maar zeker zo lekker. Ik zit aan tafel met Jim en een gezin uit Finland. Gezellie. Het eiland herbergt ook een moskee, een voetbalveldje en een school. Ze zou er maar wonen…

De volgende stop, het hoogtepunt van de boottocht, is heel wat anders: James Bond Island. Het piepkleine eilandje met de bekende rots uit de film The Man with the Golden Gun dient als decor voor vele selfies. Ook ik ontkom er niet aan en leg mezelf vast op beeld in Bond-houding. Voor even voel je je Roger Moore. Het enige verschil met de film is het feit dat op het strand tientallen toeristische kraampjes staan. Uiteraard met Bond-artikelen. Met de bekende Bond-tune in mijn hoofd verlaten we het eiland en gaan we op weg naar onze laatste bestemming, Naka Island. Hier chillen twee uur lang op het parelwitte strand. Ik drink een smoothie met Jim en laat me vervolgens overhalen tot het huren van een jetski. Net zoals iedere zomer, alleen is ie hier vele malen goedkoper. En hij gaar hier ietsje harder dan in Spanje, waardoor ik op een gegeven iets te enthousiast een bocht maak en keihard tegen het wateroppervlak smak. De jetski drijft zo’n dertig meter verder en midden op open zee zwem ik erheen. Ietwat onhandig klim ik weer op mijn jetski. Mijn enthousiasme is een beetje getemperd. De laatste vijf minuten vaar ik rustig uit. Op de terugweg geniet ik samen met Jim van een biertje, waarna ik aan het begin van de avond terug ben in het hostel. Die avond breng ik door samen met mijn Italiaanse vriend Rocco, luisterend naar een live zanger die westerse nummers ten gehore brengt maar werkelijk geen idee heeft wat hij zingt. Hilarisch. De nacht breng ik door in een nieuw hostel in de bekende badplaats Patong. Ik heb veel goede dingen gehoord over zowel het hostel (met zwembad op het dak) als het dorp. De hoofdstraat van Patong is zo mogelijk nóg extemer dan de feeststraat in Bangkok: overal barren, nachtclubs, neonlichten, stripclubs etc. Ik drink hier twee biertjes en heb het dan wel gezien, mede omdat ik de volgende ochtend het zwembad wil uitproberen en in de middag richting het eiland Phi Phi vertrek.

Phi Phi Island

De tocht naar Phi Phi is prachtig. Na anderhalf uur zie ik de befaamde rotsen van het eiland in de verte opdoemen. Het eiland Phi Phi bestaat uit twee delen: Ko (=eiland) Phi Phi Don, het hoofdeiland, en Ko Phi Phi Ley, het kleinere broertje. Steile rotsen en witte stranden met daarachter palmbomen omringen de haven van het eiland. Het hostel dat we hebben geboekt beschikt over een zwembad waarin regelmatig feesten worden gegeven. En juist op het moment dat we bij het hostel – dat aan de andere kant van de baai ligt - aan komen, is zo’n feest in volle gang. Het gaat er heftig aan toe. Het feest heeft een hoog ‘Geordie Shore-gehalte’, wat wil zeggen: ordinaire lui die zichzelf klemzuipen. Er is een poolbar aanwezig en vanuit het zwembad heb je een schitterend uitzicht op de bergen aan de zijkanten van de baai, het strand en de knalblauwe zee die letterlijk op een steenworp afstand ligt. Het uitzicht vanuit onze kamer is zo mogelijk nog mooier dan vanuit het zwembad. In dit hostel  gaan we ons wel vermaken, zeggen Rocco en ik tegen elkaar.
Pal achter de accommodatie ligt ‘The Village’, de piepkleine ‘hoofdstad’ van het eiland. Alles is er op loopafstand en de sfeer is heel gemoedelijk, al zijn er vrijwel alleen maar toeristen. We spreken af met de twee circusartiesten uit Duitsland en Frankrijk die ik eerder in Bangkok heb ontmoet en samen met hen eten we wat. Zij zijn al een tijdje op Ko Phi Phi, dus ze weten precies waar we ’s avonds moeten zijn: een Thai kickboksring voor toeristen. Hier melden (dronken) toeristen zich vrijwillig aan om tegen elkaar te vechten. In ruil voor hun deelname krijgen ze een gratis emmer met daarin flessen alcohol. Gekkenwerk. Maar wel vermakelijk om te zien. Het restant van de avond brengen we door op het strand, waar honderden jongeren losgaan op oorverdovende muziek. Er zijn zelfs vuurshows. Het is anders dan normale feesten en mede daarom zeker de moeite waard.

Dit verslag eindigt nogal abrupt vanwege tijdgebrek. Volgende week het vervolg en tevens mijn laatste verhaal.

29 januari – 12 februari

Dus, waar zal ik beginnen? Ik heb de afgelopen twee weken zó veel gedaan dat het moeilijk wordt om mijn verhaal kort en bondig op papier te zetten. Ik ga een poging wagen. In een op het oog luxe ogende maar in realiteit krakkemikkige nachtbus. Met behulp van mijn telefoon, want om een of andere duistere reden heeft mijn gloednieuwe tablet het begeven…

Tijd voor een fatsoenlijk afscheid op de maandagochtend is er niet, want zoals gewoonlijk ben ik aan de late kant. Ik werp een laatste blik op het complex, geef de Schotse coördinator Phil een vluchtige hand en de achterblijvende medevrijwilligers een ietwat geforceerde knuffel. Met een groep van tien man gaan we op reis met de trein, met als eindbestemming de noordelijke stad Chiang Mai. De helft van de groep bestaat uit Hollanders: dat wordt leuk!

Het is bloedheet in de trein. Gelukkig doen ze hier niet moeilijk en mag het raam wagenwijd open. Zo voel ik een paar uur lang een föhn-achtige wind in mijn gezicht. Het is vandaag zó vochtig dat mijn broek bijna vastplakt aan mijn bankje. Van hout. Die luxe, zachte NS-stoelen kennen ze hier natuurlijk niet. Gelukkig is er wel genoeg ruimte voor onze backpacks, die zijn doordrenkt van het zweet. Verder is de eerste rit – die zo’n vier uur in beslag neemt – best vermakelijk met alle Nederlanders bij elkaar. Het landschap onderweg is mooi maar vreemd: platteland met hier en daar gigantische bergketens, die plotseling tevoorschijn komen en ook zo maar weer verdwijnen.

Onze eerste stop is in het nietszeggende plaatsje Noen Makok, waar we lunchen en die nacht verblijven in een boerderij. We worden erheen gebracht met een tractor, lekker boers. In de wijde omgeving is eigenlijk vrijwel niks te doen, behalve een tempel, een lokale markt en dus die boerderij. Ze houden er onder meer kikkers en vissen. En er is een grote moestuin. Veel ‘lokaler’ dan deze plek ben ik tot nu toe nog niet geweest. De avond brengen we door op de markt, waar zoals gewoonlijk genoeg lekker te vinden is. Omringd door ontelbaar veel insecten brengen we de nacht door, om de volgende dag onder meer exotische fruitsoorten te proeven op de boerderij en door te reizen naar de plaats Uttaradit.

In deze middelgrote stad rusten we uit in ons hotel en balen we van de ranzige pizza’s in het nabijgelegen winkelcentrum. Gelukkig is de bar naast het hotel wél een succes. Met frisse tegenzin bezoeken we de volgende morgen een lokale school. We houden één voor een één een speech voor een grote groep kinderen. Je voelt je net een filmster, dankzij de manier waarop de kinderen naar je kijken. De hele ochtend lang spelen we – onder leiding van de relatief goed Engels sprekende docente - spelletjes met de kinderen. Ze genieten er zichtbaar van. Aan het einde van de les in het selfie-time: hele hordes kinderen poseren voor een foto met ons, de vrijwilligers. Meerdere meisjes zeggen van me te houden en een jongetje wil met me trouwen.

Met een rooie kop en bezwete rug verlaten we de school en gaan we op weg naar een waterval in de heuvelachtige jungle, die ligt verscholen tussen verschillende nationale parken. Hier poseer ik als tarzan en kijk ik toe hoe de waaghalzen van de groep zichzelf met behulp van een touw aan een boom in het ondiepe water laten storten. Bovenop de waterval voer ik met mijn spirituele Italiaanse vriend Ludovico enkele meditatie-bewegingen uit, waarna we de rest van de dag doorbrengen op een lokaal festival in een park. Zeer sfeervol en kleurrijk, vooral dankzij de vele lichtjes en lampionnen in de bomen, waarvan we geen idee hebben waarom ze er hangen. Onze lieve gids kan het ons niet vertellen, ze spreekt namelijk nauwelijks Engels. Later op de avond wonen we een rock-concert bij en doen we ons tegoed aan insecten en mierzoete Thaise toetjes.

We vervolgen onze reis en doen de volgende dag de middelgrote stad Langpang aan. De route ernaartoe is adembenemend: een groen, glooiend landschap vol beekjes, rotsen en vergezichten. Het is duidelijk te zien dat we nu in het ruige noorden zijn beland. In Lampang bezoeken we twee extreem niet-toeristische tempels. Vergeleken met de tempels die ik al heb gezien, zijn deze een beetje ‘gewoontjes’. Al komt dat waarschijnlijk door het grote aantal tempels dat ik inmiddels heb bewonderd. Die avond is het genieten geblazen: we eten onbeperkt sushi in een sushi-bar en luisteren naar livemuziek in een barretje aan de oever van de rivier de Wang, die dwars door de stad loopt.

De volgende trip is een bezoek aan een olifantenreservaat. We krijgen een vermakelijke maar enigszins kunstmatige show te zien. De olifanten worden in bedwang gehouden door middel van een haak, wat niet bepaald de sympathie wekt van de bezoekers. Later op de dag zijn we opnieuw op een markt te vinden. Hier verkopen ze de meest bizarre producten die ik tot nu toe heb gezien: noem een willekeurig dier en de kans is groot dat ze het hier verkopen. Inclusief ingewanden. Het aanbod valt in ieder geval in de smaak bij de lokale bevolking, aangezien het er miegelt van de Thai. De markt is onze laatste halte voordat we in Chiang Mai aankomen.

Chiang Mai

Chiang Mai is de tweede stad van het land en dat merk je meteen: vergeleken met de plaatsen waar we al zijn geweest, hangt er in Chiang Mai een mondaine sfeer. De stad is niet zo groot, maar je kunt je er gemakkelijk een aantal dagen vermaken. Dat is wat ik las in mijn reisboekje, en het klopt: Chiang Mai is geweldig. We komen ’s avonds aan en gaan dus meteen op zoek naar eten. Ludovico en ik bestellen samen een typisch Noord-Thais menu voor 2. Het eten in deze streek is niet zo pittig, wel zeer smakelijk. De avond wordt nóg leuker wanneer we op zoek gaan naar een Thai bokswedstrijd en deze ook vinden. Voor nog geen 20 euro hebben we VIP-plaatsen, met de ring voor onze neus. Peter, de sociaal-gestoorde Chinees van de groep is er ook bij en geniet met volle tuigen. Het stadion is klein maar erg sfeervol en de Thaise muziek op de achtergrond – af en toe afgewisseld met opzwepende Amerikaanse tunes – maakt de sfeer nóg beter. Het publiek gaat tekeer bij iedere rake elleboogstoot. In totaal zien we zo’n vijf partijen, waarvan de confrontatie tussen een iele Thai en een kolossale Brit de meeste indruk maakt. Voldaan verlaten we het stadion en drinken we een biertje bij een bar in de buurt.

Maar Chiang Mai is méér dan eten, drinken en Thai Boksen. Zo staat er een tempel op de top van de berg naast de stad, de Soi Suthep. De hobbelige rit ernaartoe is de moeite waard, al is het wel behoorlijk koud bovenop de berg. En ik heb natuurlijk niet gedacht aan een trui of iets dergelijks. Gelukkig hebben ze warme chocomel bij het cafeetje op de top en bestaat het laatste stuk van de weg naar de tempel uit een trap. Geheel volgens de regels lopen we drie rondjes om de tempel (de preciezer religieuze reden hiervan ben ik even kwijt).

Mijn tijd in Thailand in georganiseerd groepsverband is bijna voorbij, maar niet voordat we stoppen bij een gigantisch winkelcentrum. Hier lunchen we en neem ik afscheid van het grootste deel van de groep. Alleen Linda, Lisa en ik blijven in Chiang Mai, de rest gaat terug naar Singburi of naar huis. Het is wel lekker om nu met een klein groepje verder te reizen. We boeken een prima hostel (kamers met twaalf man) aan de rand van het oude centrum en gaan op pad. Na wat sight-seeing (een paar tempels en monumenten) en een pijnlijke en ongemakkelijke Thaise Massage door ex-gedetineerden is het tijd voor de beroemde Chiang Mai Night Market en Night Bazar. En we worden niet teleurgesteld, want het is er erg leuk. Vooral het krokodillenvlees valt in de smaak.

De zondag komen we door met het bezoeken van de bekendste tempels van de stad, waaronder de Phra Singh Tempel, en een bloemenfestival. Net het Corso in Zundert, maar dan stukken minder boers. Ook vanavond zijn we te vinden in de massagesalon (deze keer minder pijnlijk) en op de Night Market, maar nu vooral om ‘hebbedingetjes’ te kopen. Alles op de markt kost toch zo goed als niks. Die avond maak ik ook kennis met een aantal hostelgenoten, waaronder een Fransman (Antoine) en Engelsman (Callum). Met hen kijk ik voetbal met bier. Geslaagde avond.

Na wekenlang sociaal te zijn geweest, heb ik even tijd voor mezelf nodig, dus trek ik er alleen op uit. Heerlijk. Ik bezoek onder meer de Chedi Luang Tempel, waar ik een selfie maak met een ruïne op de achtergrond. Op het fietsje (voor een paar euro kun je een hele dag een fiets huren) fiets ik naar het Hill tribe Museum waar ze een expositie hebben over de bergvolkeren in Noord-Thailand. Heel interessant. Het museum ligt aan een prachtig meer aan de rand van de stad, waar ik op m’n gemak een drankje doe en geniet van het uitzicht. Daarna ga ik weer de drukte in op mijn fiets en rijd ik in het spitsuur midden op een chaotische weg samen met honderden scooters. Een hele belevenis. Gelukkig bereik ik uiteindelijk ons nieuwe hostel, waar ik Lisa en Linda weer ontmoet. Het hostel is heel gemoedelijk: een vriendelijk Thais echtpaar runt het hostel en geeft je een warm welkom. Het is allemaal erg basic maat wel schoon. Prima dus.

Het hostel is vlakbij de Night Market, dus de keuze waar te gaan eten is eenvoudig. We spreken af met wat mensen die we hebben ontmoet in het vorige hostel. Met hen genieten we van de sfeer en de live muziek. We zitten bij een soort permanent foodtruck festival. Zeker een aanrader. Uiteindelijk zijn we met een grote groep en drinken we tot in de late uurtjes. Ben ik blij dat de zipline-trip pas morgenmiddag begint…

De zipline-trip is nogal eng maar tegelijkertijd ook heel gaaf. Ik heb geen idee wat me te wachten staat, want voor de verandering liet ik mijn reisgenoten – met enige moeite - deze trip boeken. Dat doe ik in het vervolg dus niet meer. Ziplinen is ziplinen, dacht ik. Verticaal, van boom naar boom. De eerste vrije val komt dus als een totale verrassing. Gelukkig zijn het er ‘maar’ vier en overleef ik ze allemaal, ondanks mijn hevige kater. Al met al een zenuwslopende maar gave dag, die we afsluiten met een diner in een lokaal restaurant, op aanraden van de hostel-eigenaar die we de volgende dag alweer vaarwel zeggen omdat we naar het afgelegen toeristenoord Pai vertrekken.

Pai

Samen met Antoine, Lisa en Dylan (een Canadees die ik heb ontmoet bij het ontbijt) reizen we naar Pai, dat vooral bekend staat om zijn relaxte sfeer en hippie-cultuur. En niets is minder waar: een slingerende weg met meer dan 700 bochten leidt ons naar de flower power-tijd, inclusief joints en dreadlocks. Op aanraden van anderen heb ik voor ons drieën een accommodatie geboekt genaamd Purple Monkey Backparkers, een door Canadezen gerund hostel. De sfeer is er ongedwongen en iedereen is vriendelijk en open. De meeste gasten zijn vrij alternatief, niet echt mijn type dus, maar ze zijn erg aardig en makkelijk in de omgang. Er is een zwembad (vol zweet en zonnebrand, dat wel), een voetbalveldje en een pooltafel. Het is er prima vertoeven voor een paar dagen, al zijn de bedden spijkerhard en de douches koud.

Een aantal vrijwilligers van de eerste weken sluit later aan in Pai en met hen genieten we van het relaxte leventje in Pai: chillen in het zwembad of in een hangmat, drinken in de bar, dansen op een festival in de jungle, varen op een bamboevlot in een grot, lopen over een WOII-brug, zwemmen in een warmwaterbron… het kan allemaal in er rond Pai. Maar vier dagen lang verblijven in een gehucht is wel genoeg, dus besluit ik om maandagochtend weer terug te keren naar Chiang Mai. Vanuit hier ga ik met Antoine een middag naar The Elephant Jungle Sanctuary om olifanten te voeren, aaien en wassen. We mogen zelfs met ze zwemmen. Een onvergetelijke ervaring. In de nacht van dinsdag op woensdag nemen we de bus naar Bangkok, waar me een hoop nieuwe avonturen te wachten staan…

14 - 28 januari

Vrijwilligerswerk

Fris en fruitig begin ik aan mijn avontuur als vrijwilliger bij een sportproject dat is opgezet door de organisatie (The Green Lion) waar ik inmiddels al ruim een week verblijf. Het project houdt in dat ik sportlessen zal gaan geven op twee verschillende lokale basisscholen, samen met twee andere vrijwilligers van mijn leeftijd. De leeftijden van de kinderen variëren van een jaar of vijf tot ongeveer twaalf jaar. Best een uitdaging dus.

De kinderen krijgen in hun reguliere lesprogramma maar een uur sportles per week. De lessen die wij als vrijwilligers verzorgen zijn dus een extraatje. Daardoor zijn we eigenlijk vrij om te doen en laten wat we zelf willen: de ene keer spelen we volleybal (of een versimpelde variant daarvan), de andere keer werken we ons samen met enkele talentvolle spelertjes in het zweet op het zanderige voetbalveld. De sportfaciliteiten zijn basic, maar de scholen zelf zijn best modern en redelijk goed onderhouden. Beide scholen zijn voorzien van een eigen tempel, die vooral wordt gebruikt als voetbalgoal. Over het algemeen zijn de kinderen – die niet of nauwelijks Engels spreken - heel enthousiast en bereid om dingen te leren, vooral met behulp van uitbeelding. Op een paar uitzonderingen na: vooral sommige meisjes en de wat ‘vollere’ kinderen hebben er na een tijdje genoeg van. Wat ook wel begrijpelijk is, want écht sporten in 30 graden is niet te doen. Gelukkig geven we meestal maar twee of drie lessen per dag (’s ochtends en/of begin van de middag) en krijgen we tussendoor water, ijsjes en een prima lunch, uiteraard met rijst. De vele uren vrije tijd na de lessen vullen we onder meer met tripjes naar het zwembad, de lokale markt, de bar en uitrusten in de hangmat van het complex. Ook ruilen we - wegens een studiedag voor de leraren - één dagje sportproject in voor een bezoek aan een nabijgelegen weeshuis. De kinderen hier komen voornamelijk uit arme families uit het noorden. Ze zijn blij om ons te zien en vermaken zich net als de kinderen op de scholen uitstekend met een potje voet- of volleybal en een welverdiende lunch, die wij als vrijwilligers aan ze uitdelen.

Het was een mooie en leerzame ervaring om kinderen in een voor mij totaal andere wereld les te geven en een leuke tijd te bezorgen. Maar er is hier zó veel te zien en te doen. Daarom besluit ik om na deze week andere dingen te gaan ondernemen. De meeste andere vrijwilligers in het complex denken er ook zo over. Samen met een aantal van hen ga ik volgende week de jungle in voor
een trekking van liefst vijf dagen. Niet minder uitputtend dan het sportproject dus. De week erna gaan we met een groep naar het Noorden voor een road trip met de trein. Het weekend gebruik ik om goed uit te rusten voor de trekking, zodat ik helemaal klaar ben om ‘back to basic’ te gaan.

Jungle trekking

De volgende ochtend vertrek ik met een groep van veertien man (inclusief onze Thaise gidsen Oh en Chin en een vriendelijke 71-jarige Israëliër) richting het noordwesten, naar Phu Toei National Park. De rit vanuit mijn verblijfplaats Singburi duurt ongeveer drie uur. Onderweg stoppen we bij de Tesco (een soort Makro) om de laatste benodigdheden in te slaan, zoals snacks en zonnebrand. In twee weken tijd heb ik mijn hele flesje zonnebrand factor 50(!) namelijk al bijna helemaal op gemaakt. En toch ben ik knalrood. Ach ja, zo zie je tenminste dat ik ‘op vakantie’ ben geweest.

De eerste camping waar we verblijven is niet bepaald spectaculair. Het lijkt er een beetje op de Ardennen: een heuvelachtig gebied met veel dennenbomen. Leuk, maar hiervoor heb ik niet tien uur in het vliegtuig gezeten. Dus gaan we na het opzetten en inrichten van de tweepersoons-tentjes – die we voor een minuscuul bedrag hebben gehuurd – op verkenningstocht met een deel van de groep. We hebben de rest van de dag vrij, dus genoeg tijd voor een flinke wandeling. Al gauw kom ik erachter dat de omgeving wel degelijk verschilt van het landschap van onze zuiderburen: de grond is bedekt met tropische begroeiing en insecten. En het aantal gigantische spinnen is nauwelijks bij te houden. Een geïmproviseerde wandeling langs, over en onder bamboestokken brengt ons bovenop een heuvel met prachtig uitzicht. Op de terugweg verzwik ik meerdere keren bijna mijn enkel. Maar dat is mijn eigen schuld, want ik heb mijn goedkope sneakers aan. De rest van de dag vullen we met voetballen en andere spelletjes op het grasveld, eten en luisteren naar het verdienstelijke gitaarspel van een van de gidsen. Alcohol op het terrein is verboden, dus de avond verloopt en eindigt rustig.

De échte trekking is pas op dinsdag en woensdag. In onze trucks vertrekken we naar een ruig gebied met meerdere watervallen. Het is een eindje rijden en de weg is hobbelig, maar het is de moeite waard. Wat een prachtige natuur. Overal waar je kijkt is wel iets moois te zien: grotten (genaamd Tan Lod Hai en Tan Lod Noi), gigantische bomen, vreemde planten, steile rotswanden, vleermuizen, tropische vogels, noem maar op. De wandeling is zwaar maar enorm indrukwekkend. De grote backpacks blijven gelukkig achter in de trucks. Met een volle rugzak (voornamelijk water) sleep ik mezelf door donkere grotten en over verwilderde paadjes. Gids Chin heeft ons watervallen beloofd, dus daar houd ik me maar aan vast. In de bloedhitte banen we ons een weg via levensgevaarlijke houten trappetjes die ons naar de watervallen moeten leiden. Wat ben ik blij met mijn nieuwe bergschoenen. Ze houden me letterlijk en figuurlijk op de been. Een paar uur later bereiken we de watervallen, waar we genieten van onze lunch die zit verpakt in bananenbladeren. Hoe ‘back to basic’ wil je het hebben? We nemen een korte pauze bij een klooster op het hoogste punt van de berg. Een verfrissende douche onder een van de watervallen geeft me nieuwe energie voor de terugweg. Die valt nog vies tegen, maar zonder kleerscheuren keren we aan het eind van de middag, na een kort bezoek aan een lokale markt, terug op de camping. Hier rusten we uit voor wat komen gaat.

Dag twee van de trekking vindt een eindje verderop plaats. Het is er zo mogelijk nog meer dichtbegroeid. Urenlang lopen we langs kleine beekjes, die worden afgewisseld met steile rotsen, afgronden en watervallen. De omgeving is ook hier adembenemend. Net als de luchtvochtigheidsgraad: nooit eerder heb ik zó veel gezweet. Binnen een mum van tijd is mijn water op. Gelukkig hebben we extra flesjes bij. Ook vandaag hebben we weer lunch verpakt in bananenbladeren, die we dit keer verorberen zittend op rotsblokken in een beekje met kabbelend water. De zon heeft inmiddels plaatsgemaakt voor bewolking, maar minder warm heb ik het zeker niet. Integendeel. De prachtige dingen die ik om me heen zie vergoeden gelukkig veel. Zoals de Tapernkeeyai waterval, die we als douche gebruiken voordat we de volgende ‘camping’ (Tapernkee Ranger station) bereiken. Daar is namelijk geen douche. Alleen een klein kraantje om je tanden te poetsen. Deze uiterst primitieve camping heeft wel een prachtige ligging met uitzicht op de berg die we morgen gaan beklimmen. We zetten onze tenten op en vermaken ons met het uitzicht, een wandelingetje door een lokaal gehucht, een barbecue met kampvuur en een traditionele Thaise dans opgevoerd door lokale kinderen. De nacht is minder geslaagd, al ben ik inmiddels bijna gewend aan die vreselijk harde matjes.

Donderdag is klimdag: we beklimmen Thewada Peak (1123 meter), de hoogste berg van de provincie Suphanburi. En dat valt niet mee. De berg is ruig en het stijgingspercentage is verraderlijk. Uit voorzorg draag ik vandaag een sportshirt in plaats van een normaal shirt. En dat is een goede keuze, want ook vandaag ga ik weer kapot van de hitte. Desalniettemin bereik ik als een van de eersten het Boeddhabeeld op de top van de berg. Het uitzicht is schitterend. Honderden foto’s en selfies later dalen we weer af en gaan we naar onze camping om alle spullen te pakken. Zonder bergschoenen had ik bij de afdaling hoogstwaarschijnlijk mijn beide enkels gebroken. Zó steil en hobbelig is de ondergrond. En daarnaast merk ik dat ik niet bepaald een geboren afdaler ben. Maar ik heb het gehaald en daarom trakteer ik mezelf op aardbeien en ananas bij het ‘winkeltje’ aan de voet van de berg.

Later op de dag keren we terug naar de camping waar we de eerste twee dagen ook al verbleven. Onderweg slaan we flink wat bier in, want dat hebben we verdiend na zo’n zware week. ’S Avonds wonen we een show bij voor schoolkinderen die op de zelfde camping verblijven als wij. Niet veel aan, maar dankzij de alcohol vermaken we ons prima. Met een lichte kater rijden we de volgende morgen naar de stad Suphanburi, waar we inchecken in een groot hotel met zwembad. Hier brengen we het restant van de vrijdag door, om vervolgens de volgende ochtend - na een korte stop bij alwéér een markt - huiswaarts te keren.

Het voelt goed om weer ‘thuis’ te zijn na zo’n slopende week. We vieren onze thuiskomst met misschien wel mijn laatste bezoek aan de bar bij het complex, want ik kom waarschijnlijk niet meer terug in het vrijwilligerscomplex na de road trip met de trein van komende week. De oude eigenaresse van de bar wast voor de laatste keer mijn kleren. Ze gaat me missen, zegt ze. Wat een lief mens. Zondagmiddag is ook mijn laatste keer in het lokale zwembad. Best een gek idee. Ik ben hier pas drie weken, maar voel me er al helemaal thuis. Maar ik heb ook heel veel zin in komende weken: eerst een road trip naar de noordelijke stad Chiang mai, daarna waarschijnlijk een vlucht naar het zuiden. Wat een vooruitzicht...

7 januari - 14 januari

Een lang nachtje slapen onder een noodzakelijke blower werkt heeft me goed gedaan. Het ontbijt bestaat uit – je raadt het al – rijst. De middag brengen we door in het zwembad in het nabijgelegen Singburi, samen met de lokale jeugd. De opvouwbare bal die ik van Evelien kreeg voor mijn verjaardag komt goed van pas. We sluiten de dag af met een bezoek aan de vele streetfood-tentjes in het nabijgelegen dorp en aan de lokale bar. Genieten dus. Het landweggetje langs de rivier naar het dorp is wel een beetje eng vanwege de vele straathonden. De rabiës-prik komt dus toch goed van pas.

Cultuurweek

Op maandag begint het avontuur pas écht: de introductieweek. Met ongeveer twintig man (achttien vrouwelijke en twee mannelijke vrijwilligers) gaan we op pad. Drie lokale gidsen begeleiden ons. Ze spreken belabberd Engels maar zijn wel erg vriendelijk. De eerste dag brengen we met onze touringcar een bezoek aan een winkelcentrum/markt. Niet heel bijzonder, afgezien van de (ja, alweer) lekkere en bijzondere streetfood-tentjes. De lunch vindt plaats in een prachtig restaurant aan een rivier, in een landschap dat lijkt op dat van een James Bond- of Rambo-film. De rest van de middag staat in het teken van Wat Phikun Thong: een indrukwekkende (enigszins kitscherige) Boeddhistische tempel. Eenmaal terug in de accommodatie krijgen we een Thaise taalles. Wat een bizarre taal. Voorbeeld: sawadee krab = hallo. Geen touw aan vast te knopen dus. Het avondprogramma bestaat uit een Thaise traditionele dans, waarbij we zelf ook moeten meedoen. De spotgoedkope bar bij het complex – inmiddels onze stamkroeg – draait die avond (net als de avonden die zullen volgen) een omzet als nooit tevoren.

Met een kleine kater vertrekken we de volgende ochtend naar het historische centrum van Ayutthaya, de voormalige hoofdstad van Thailand. Deze plek staat op de UNESCO werelderfgoedlijst. Het is er bloedheet maar wel erg mooi: ruïnes van gigantische bouwwerken. Lijkt net het Forum Romanum in Rome. Al ben ik daar zelf nooit geweest. Gids Thak praat me bij over de eeuwenoude wisselende verhoudingen tussen Thailand en Myanmar.

Het ochtendprogramma op woensdag had ik achteraf beter kunnen overslaan: zelf armbandjes maken. Niet mijn ding. De Thaise kookles die volgt is veel leuker. We maken een pittige papaya salade, die we verteren op ligbedden aan het zwembad. Nog geen vier uur later gaan we wéér eten. Het houdt maar niet op. Dit keer een BBQ restaurant op Thaise wijze. Weer eens wat anders.
De donderdag begint met een bezoek aan een basisschool. De kinderen zijn leuk, maar zij vinden mij nóg leuker. Verder bezoeken we een museum met Thaise kunst, een tempel met een gigantisch liggend Boeddha-beeld en een winkelcentrum met game hall. Hier vermaak ik me prima. De avond – die ook hier vanwege de ‘winter’ al vroeg valt - verloopt rustig, want morgen hebben we een druk programma.

Maar eerst gaan we naar Wat Muang, het grootste Boeddha-beeld van het land (circa honderd meter hoog). Erg indrukwekkend. Samen met de andere Nederlanders van de groep ren ik drie rondjes om het beeld, want dat brengt geluk. Maar voor mij geldt dat blijkbaar niet, want diezelfde middag wordt ik gekrabd door een ogenschijnlijk schattige aap in Monkey Town. Gelukkig valt het mee. Dit was onze laatste georganiseerde trip voordat we aan het eind van de middag met een gemêleerde groep vrijwilligers (gedomineerd door de Duisters) naar Bangkok vertrekken.

Bangkok

De regeltante van de groep heeft voor ons twee grote 8-persoons kamers geboekt in een prima hostel, vlakbij de beroemde feeststraat Khaosan Road. We eten en drinken wat in het eerste en beste restaurant dat we tegenkomen, droppen onze spullen in het hostel en gaan vervolgens op pad. Wat een stad. 15 miljoen mensen op dat hele kleine stukje aarde. Alleen zie ik daar nog niet zo veel van want het is al lang donker. Dan maar bier drinken. Pas vele uurtjes later liggen we in bed. What happens in Bangkok, stays in Bangkok...

Duitsers houden blijkbaar van vroeg opstaan, want ondanks de kater waren zij al vroeg uit de veren. Eigenlijk ook wel beter, want het is zonde om in zo’n grote stad de helft van de dag in bed te liggen. Dus gaan we eropuit en bezoeken we onder meer Wat Po, een immens tempelcomplex. Zeker de moeite waard. De rest van de middag chillen we in een park naast het koninklijk paleis. Het is de laatste dagen niet zo warm meer (‘maar' 26 graden), dus we kunnen lekker in de zon zitten. ’S avonds banen we ons tussen de ladyboys door een weg door Khaosan Road, waar het overloopt van de mensen. De avond is wederom zeer geslaagd. Met een voldaan gevoel vertrekken we de volgende middag weer richting het platteland, waar me het vrijwilligersproject te wachten staat.


Zaterdag 6 januari

Daar zijn we dan. Na maandenlang aan iedereen te hebben verkondigd dat ik zou gaan reizen naar en door Thailand, ben ik nu eindelijk op de plaats van bestemming. Het middagje Schiphol met papa, mama, Lon én Las js gezellig en de vlucht valt mee. Al kan ik niet slapen, ondanks het geavanceerde kussen dat ik van mama heb gekregen. Maar uiteindelijk zijn de ongeveer tien uur vliegen prima uit te houden, mede dankij Floortje naar het Einde van de Wereld, de gave 3D-functie waarmee ik live de vlucht live kan volgen en het lekkere en gratis eten en drinken (helaas geen Fristi en Chocomel) aan boord.

Eenmaal in Bangkok aangekomen, moet ik een (voor mij onbekende) landingskaart met onder meer vlucht- en persoonsgegevens invullen en inleveren bij de paspoortcontrole. Afin, dat gaat uiteindelijk allemaal goed. Als een pakezel met een nieuwe Thaise simkaart ga ik vervolgens – in de bloedhitte - op pad: een begeleider van de vrijwillgersorganisatie The Green Lion haalt me op in de aankomsthal en samen met hem en een andere deelnemer (een Chinese) nemen we de interrail. Daarna volgt een drie uur lange busrit, die ons leidt naar de stad Singburi. Hier wacht Phil, de roodharige Schotse oprichter van de organisatie, ons op. Met een soort Jeep brengt hij ons in sneltreinvaart naar de vrijwilligersorganisatie op een kwartier buiten de stad. Tijdens de rit hier naartoe valt me de wijdsheid van Bangkok me op, net als de afwisseling tussen modern en oud in het straatbeeld: we komen langs meerdere Burgerkings, maar ook tempels, altaren met godenvereringen, bouwvallen en leegstaande huizen.

De accommodatie ligt in the middle of nowhere. Het is basic, maar sfeervol. Er is veel groen en een grote gemeenschappelijke ruimte waar we ’s avonds al vanaf 17 uur aan tafel kunnen. Het eten is vrij simpel maar lekker. En onbeperkt. Ik heb een kamer in een van de drie vrijwillgershuizen, samen met een Duitse jongen. Met hem en nog een paar anderen drink ik ’s avonds nog een biertje in de enige ‘bar’ van het dorp, tegenover het complex. Morgen staat een trip naar het lokale zwembad op het programma.

Welkom op mijn Reislog!

Hallo en welkom op mijn reislog!

Dé plaats om op de hoogte te blijven van alle avonturen en ervaringen tijdens deze reis. Vanaf nu zul je hier dan ook regelmatig nieuwe verhalen en foto's vinden, en via de kaart weet je altijd precies waar ik me bevind en waar ik ben geweest! Meer informatie over mijzelf en de reis die ik ga maken vind je in het profiel.

Wil je automatisch een mailtje ontvangen wanneer er een nieuw verhaal of een nieuwe fotoserie op deze site staat? Meld je dan aan voor mijn mailinglijst door je e-mail adres achter te laten in de rechter kolom.

Ik zie je graag terug op mijn reislog en laat gerust af en toe eens een berichtje achter!

Leuk dat je met me meereist!

Groetjes,

Floris

Deze reis is mede mogelijk gemaakt door:

Travel Active